Een pandrecht verschaft de houder daarvan het (zekerheids)recht om zich met voorrang te verhalen op de roerende zaak of (geld)vorderingen van de pandgever. Het pandrecht wordt dus verstrekt ter zekerheid voor de terugbetaling.
Het pandrecht is een zekerheidsrecht en kan worden gevestigd op roerende zaken, maar ook op vorderingen (bijvoorbeeld een vordering tot betaling van een geldsom, zoals bij een lening).
De schuldeiser noemen we hierbij de pandhouder of pandnemer. degene die hem het onderpand heeft verstrekt - de schuldenaar - noemen we de pandgever.
Een pandrecht ontstaat door vestiging daarvan. Dit kan zowel door middel van een notariële (authentieke) of onderhandse akte gebeuren.
Bij pandrecht valt een onderscheid te maken in een pandrecht op roerende zaken en anderzijds een pandrecht op vorderingen.
Het pandrecht op roerende zaken is vervolgens weer te onderscheiden in een vuistpandrecht en een bezitloos pandrecht. Het pandrecht op vorderingen is te onderscheiden in een openbaar pandrecht en stil pandrecht.
Zie ook: zekerheden, pandakte, verpanding, onderpand, verpandingsverbod, vuistpand, stil pandrecht, pandgever, pandnemer, authentieke akte, onderhandse akte.
Tip anderen
|